Allerzielen jaar C – Verbonden met onze overledenen

Schriftlezingen: Jesaja 25,6a.7-9; Psalm 25; Romeinen 8,14-23; Matteüs 25,31-46

De apostel Paulus nodigt ons uit om te kijken naar de toekomst die is weg­gelegd voor de kinderen van God: “De Geest die u ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. U hebt een Geest van kindschap ontvangen […] Maar als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erf­genamen”, schrijft hij aan de Romeinen. Hij voegt eraan toe: “Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat”. De herdenking van vandaag ontsluit voor onze ogen een glimp van deze “heerlijkheid die ons te wach­ten staat”. Voor ons moet deze heerlijkheid nog komen; aan de overledenen die op de Heer vertrouwd hebben, is ze al geopenbaard.

Zij verblijven op die hoge berg, waar de Heer een feestmaal aanricht voor alle volkeren. Op die berg is de sluier die het gezicht bedekt, de onverschilligheid die ons enkel naar onszelf doet kijken, van hun gelaat gehaald: hun ogen contempleren het gelaat van God. Niemand van hen zal nog tranen van droefheid storten, zoals de Apokalyps beschrijft. Als er tranen zijn in de hemel, dan zijn ze er van een eindeloze tedere ontroering. Vandaag denken we met de ogen van ons hart aan onze dierbaren in het hart van God, de “plaats” die we vanaf nu al bewonen, maar die zich in haar onvoorstelbare volheid zal openen wanneer we God “van aangezicht tot aangezicht” zullen zien.

Natuurlijk is er een scheiding tussen hen en ons, maar ook een sterke ver­bondenheid. Die is niet zichtbaar voor de ogen van het lichaam, maar daar­om niet minder echt. De gemeenschap met onze overledenen wordt ons ge­openbaard door het onpeilbare mysterie van Gods liefde die allen verzamelt en allen in stand houdt. Deze liefde van God is de kern van het leven. Alles gaat voorbij, ook geloof en hoop. Enkel de liefde blijft.

Dat is wat de Heer Jezus ons vertelt in de gelijkenis van het Laatste Oordeel. Het enige wat overblijft van alles wat we gezegd en gedaan, gedacht en gepland hebben, is de liefde. De liefde is altijd groot, ook als ze zich uit in kleine gebaren, zoals een beker water, een stuk brood, een bezoekje, een troostend woord, een hand die een andere vasthoudt. De liefde is onweerstaanbaar omdat ze een goddelijke vonk is die ontvlamt en de aarde redt. Zalig zijn wij als we het woord van het evangelie dat we gehoord hebben, navolgen. Aan het einde van onze dagen zullen we dan horen: “Kom, gezegenden van mijn Vader, neem het koninkrijk in bezit dat vanaf het begin van de schepping voor jullie klaar ligt”, en onze vreugde zal volkomen zijn.

Vincenzo Paglia
Het Woord van God elke dag 2025

 

Boeken