Hemelvaart van de Heer jaar C

Schriftlezingen: Handelingen 1,1-11; Psalm 47; Efeziërs 1,17-23; Lucas 24,46-53

Vandaag vieren we Jezus’ hemelvaart. In Handelingen hoorden we dat Jezus, nadat Hij “veertig dagen lang aan de leerlingen had gesproken over het Ko­ninkrijk van God, … werd opgeheven en een wolk onttrok hem aan hun zicht” (Handelingen 3,9). Ook voor ons zijn er veertig dagen verstreken na Pasen en de Heilige Liturgie laat ons dit mysterie herbeleven in afwachting van Pink­steren. We maken ons de angstige vraag van de leerlingen eigen: “Heer, is dit het ogenblik waarop U het koninkrijk van Israël zult herstellen?” Een belang­rijke en ook gewettigde vraag: “Is het koninkrijk eindelijk gekomen? Is het kwaad eindelijk verslagen?” Dat wil zeggen, we kunnen ons afvragen wanneer de tijd aanbreekt dat er geen oorlogen, conflicten, geweld, haat en misbruik meer zullen zijn.

In de afgelopen jaren zijn we getuige geweest van het uit­ breken van een pandemie, vervolgens van de toename van kleine en grote gewapende conflicten die niet kunnen worden beëindigd, terwijl de armoe­de wereldwijd toeneemt. De vraag van de leerlingen is daarom ook de onze: “Tot wanneer, Heer?” Jezus lijkt niet te willen antwoorden: “Het is niet aan jullie om de tijden of de momenten te kennen die de Vader voor zijn macht heeft voorbehouden”, zegt Hij. Maar Hij laat ons niet in onzekerheid: “Jullie zullen de kracht ontvangen van de Heilige Geest die over jullie zal komen”.

Pas nadat Hij deze zekerheid heeft gegeven, wordt Jezus “omhooggevoerd”. In symbolische taal betekent dit dat Jezus op de troon van de hemel wordt geïnstalleerd. Zijn “tenhemelopneming”; is de vervulling van Pasen. Maar het betekent geen verwijdering. Integendeel: zoals de hemel de aarde omgeeft, zo zal de Opgestane zijn leerlingen overal vergezellen, zodat zij het Evangelie van liefde kunnen doorgeven aan alle volkeren op aarde. De Byzantijnse litur­gie bezingt dit mysterie als volgt: “Vanuit de hemel heeft Hij die graag geeft, geschenken uitgedeeld aan zijn apostelen, hen troostend als een vader, hen bevestigend, hen begeleidend als zonen en tot hen zeggend: Ik ben met jullie en niemand vermag iets tegen jullie.” De leerlingen zullen hindernissen en tegenstand ondervinden, zoals Jezus zelf overkwam. Maar Hij is opgestaan en zal hen steunen in hun missie. Uiteindelijk begrijpen de leerlingen de belofte en “nadat ze Hem hadden aanbeden, keerden ze met grote vreugde terug naar Jeruzalem”. De tijd van de Kerk brak aan.

De Opgestane heeft ons nodig om zijn liefde zichtbaar te maken, Hij heeft onze armen nodig zodat de zwakken zich gesteund kunnen voelen. Hij heeft onze vredesprediking nodig om de gewoonte van oorlog tegen te gaan. Hij heeft onze zachtmoedigheid nodig om conflicten te ontmantelen. In het aangezicht van de kracht van het kwaad die op dit moment zo’n woestheid laat zien, zijn we ons bewust van onze eigen magerheid en onze zonde. Maar Jezus – en het beeld van de hemelvaart dat het evangelie vertelt is prachtig –, maakt zich los van de leerlingen en Hij heft zijn handen op en zegent hen. Het is Jezus’ laatste gebaar. Ook vandaag zegent de Heer de christelijke gemeenschappen die rond het altaar zijn verzameld, zodat zij een zegen voor de wereld kunnen zijn.

Vincenzo Paglia
Het Woord van God elke dag 2025

Afbeelding: Hemelvaart, Plafond Grote Kerk in Naarden

 

Boeken