Schriftlezingen: Handelingen 7,55–60; Psalm 97; Openbaring 22,12-14.16-17.20; Johannes 17,20–26
De lezingen uit de Schrift op deze zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren bevatten gebeden of zijn helemaal één en al gebed. De psalm is uiteraard een gebed, zoals elke psalm. Met de woorden van de psalm voegen we ons bij het eeuwenoude gebed van Gods volk dat in alle tijden opnieuw, in goede en kwade dagen, Gods lof blijft zingen: “De Heer is koning. Heel de aarde mag juichen! Voor Hem werpen alle goden zich neer”. Dat is de betekenis van het feest van Hemelvaart, dat we donderdag vierden: dat de Gekruisigde koning is over alle volkeren, en ook over alle goden.
Ja, in onze wereld worden zoveel goden aanbeden: zoveel andere heren dan koning Jezus beheersen het leven van velen, en hoe dikwijls ook nog van onszelf! Maar wat wij in deze paastijd vieren is dat al deze goden onttroond zijn. Op het moment dat Stefanus gestenigd wordt, ziet hij Jezus staan aan Gods rechterhand. Dit visioen drukt uit wat we op Hemelvaart hebben gevierd: dat Jezus de dood heeft overwonnen en meteen ook alle afgoden. Alleen de liefde is de uiteindelijke werkelijkheid die stand houdt in heel onze vergankelijke schepping. In zijn navolging van de Heer brengt Stefanus ons weer bij Pasen: hij sterft een gewelddadige dood zoals Jezus en juist omwille van zijn vriendschap met Jezus. “Vervuld van de heilige Geest”, zo beschrijft de Schrift hem. En inderdaad, in dezelfde Geest van Jezus bidt hij: “Heer Jezus, ontvang mijn geest”. En ook: “Heer, reken hun deze zonde niet aan”. Zoals Jezus kan Stefanus niet om wraak bidden. Hij houdt te veel van zijn moordenaars die ook kinderen van God zijn! En hij bidt dus om vergiffenis voor hen!
Het gebed, waarmee het boek Openbaring en tegelijk heel de christelijke Bijbel afsluit, luidt: “Kom, Heer Jezus!”. Dit gebed is in dit jubeljaar ons antwoord op de belofte van de Heer: “Ik kom spoedig”. Pasen doet uitkijken naar Pinksteren, naar de komst van de Geest van Jezus die ons bevrijdt van ons egoïsme en onze zondigheid en ons vervult met zijn liefde, met zijn bezorgdheid voor de kleinen, voor de vreemden, voor wie zwak is en alleen in het leven staat. Het evangelie ten slotte voert ons binnen in het gebed van Jezus zelf. Jezus bidt niet alleen voor ons, zijn leerlingen, maar Hij zegt uitdrukkelijk dat Hij ook bidt voor al wie dankzij ons getuigenis hun vertrouwen stellen in Hem. Dat is tegelijk een oproep aan ons om van Hem te getuigen. En wat bidt Hij voor hen? “Dat ze allen één zijn”. In de eenheid die Jezus met zijn Vader verbindt. Opdat de wereld zou vertrouwen dat Jezus de gezondene is van de Vader, de weg naar het echte geluk. En geen bedrieger zoals de afgoden en hun profeten. “Opdat de wereld zou begrijpen dat Gij hen lief hebt zoals Je Mij lief hebt”. Dat is Jezus’ ambitie: dat de wereld, dat alle mensen en alle volkeren zouden beseffen dat er een God is die ons allemaal liefheeft, dat wij zouden ophouden te denken dat we er alleen voor staan, dat heel de wereld tegen ons is en dat uiteindelijk niemand te vertrouwen is.
De Geest die ons beloofd is, de Geest waarom we bidden, is tegelijk ook de Geest die ons doet bidden. En die ons doet bidden zoals en met Jezus: voor de eenheid van alle mensen, een eenheid over alle verscheidenheid heen: een eensgezindheid, die de familie van kinderen Gods bijeenhoudt met alle verschillen van opvattingen en ambities, een eenheid die de familie samenhoudt, omdat ze hetzelfde wil als de Vader: namelijk: het lang leven en geluk van ieder.
Vincenzo Paglia
Het Woord van God elke dag 2025
Afbeelding: 15e eeuws Frans miniatuur uit New York Public Library